075 230 00 52 | KLANTENSERVICE
0item(s)

U heeft geen producten in uw winkelwagen.

Ze zeggen wel eens dat geluk in heel kleine dingen zit. Het zal je echter wellicht verbazen dat een zonnebril je al een geluksgevoel kan bezorgen. Toch menen onderzoekers dat dit het geval is, want met een zonnebril kun je voorkomen dat je jezelf ongelukkig of boos gaat voelen. Hoe dat precies zit...? Het heeft alles te maken met de hormoonhuishouding en de wijze waarop die door bepaalde invloeden van buitenaf wordt beïnvloed.

Lopen we buiten in de zon, zonder een zonnebril te dragen, dan moeten we onze ogen dichtknijpen om tegen het licht in te kunnen kijken. Deze natuurlijke reflex zorgt ervoor dat we ons netvlies beschermen tegen de schadelijke straling van de zon. Zouden we dit niet doen, dan krijgt ons netvlies zoveel licht te verwerken, dat het beschadigd raakt. Door rechtstreeks in de zon te kijken, kunnen we blind worden. Het is dus maar goed dat we automatisch onze ogen dichtknijpen wanneer de zon erin schijnt. Maar dat dichtknijpen heeft ook een ander effect. Onderzoekers hebben ontdekt dat onze hersenen, door het dichtknijpen van de ogen en het daarmee gepaard gaande fronsen, de indruk krijgen dat we ongelukkig of boos zijn. Daardoor zou de productie van dopamine, serotonine en endorfine in het lichaam afgeremd worden. Juist deze hormonen spelen een rol bij het ervaren van een geluksgevoel. Dragen we een zonnebril, dan hoeven we de ogen niet dicht te knijpen en hoeven we de wenkbrauwen niet te fronsen. Dat maakt ons dus kennelijk meteen wat gelukkiger. Deze bevindingen blijken ook omgekeerd te kloppen, want door zelf een glimlach op ons gezicht te toveren, ook wanneer die niet al vanzelfsprekend verschijnt, houden we ons eigen brein een beetje voor de gek. De eerder genoemde gelukshormonen worden dan extra aangemaakt, waardoor we ons beter gaan voelen. Vandaar waarschijnlijk ook het gezegde dat lachen gezond is. Het kan dus geen kwaad om af en toe wat extra te lachen, een simpelere manier om je snel weer wat beter te voelen, bestaat eigenlijk niet.

22 apr. 2016 17:47:26 door Raimond Bos Wetenschap en onderzoeken

Je ziet ze niet, maar ze zijn er wel: bacteriën. Micro-organismen, die we met het blote oog niet kunnen waarnemen. We hebben er miljoenen in ons eigen lichaam, maar ze zijn ook vrijwel overal om ons heen. En dat is nog maar een heel klein gedeelte van het feitelijk aantal bacteriën, want het merendeel zit diep onder de grond, voornamelijk onder zee. Nieuw is echter dat we nu ook zelf bacteriën kunnen produceren. Wetenschappers zijn er namelijk na twintig jaar in geslaagd om een nieuwe, synthetische levensvorm te creëren.

Het gaat om een bacterie in de meest elementaire vorm. Alles wat nodig is om te kunnen leven, zit erin. Meer dan dat is het niet. Nou ja, behalve dan dat we gerust mogen spreken van een zeer opzienbarende ontwikkeling. En natuurlijk moest er een naam verzonnen worden voor de nieuwgeboren bacterie: JCVI-syn3.0 is het geworden. Het minuscule wezentje is uit losse stukken DNA in elkaar zet en bevat 473 genen. Ter vergelijking, een mens heeft tussen 25.000 en 30.000 genen. Deskundigen verwachten veel van deze nieuwe bacterie. Ze zien talloze mogelijkheden voor de productie van bijvoorbeeld medicijnen, maar ook van grondstoffen voor diverse andere toepassingen. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat de kosten voor het produceren van medicijnen in de toekomst flink omlaag kunnen. Ook bestaat de kans dat op deze manier een nieuwe, goedkope biobrandstof kan worden geproduceerd. Critici vragen zich af of deze ontwikkeling naast revolutionair niet ook erg gevaarlijk is. Volgens de makers van de synthetische bacterie hoeven we ons daarover echter geen zorgen te maken.

Toch kunnen ook bij die uitspraak de nodige vraagtekens worden geplaatst. De wetenschappers blijken namelijk van ongeveer een derde van de genen in deze bacterie niet te weten waarvoor ze eigenlijk dienen. Dat ze essentieel zijn om te kunnen leven, zoveel lijkt vast te staan. Maar wat ze precies doen, dat is de knappe koppen nog steeds niet duidelijk. Je zou dat misschien nog het beste kunnen vergelijken met de veelheid aan kleine programma's die op een doorsnee computer staan. Van de meeste programma's weten de gebruikers niet of nauwelijks wat ze doen, omdat ze alleen op de achtergrond draaien en nooit bediend hoeven te worden. Maar als ze er niet zouden zijn, functioneert de computer niet of slecht. Verondersteld wordt dat bepaalde genen op soortgelijke wijze verantwoordelijk zijn voor processen op de achtergrond bij elk organisme. Het is overigens niet vreemd, dat er nog zoveel onduidelijk is over de functie van de genen. Hoewel er al jaren intensief onderzoek is gedaan naar bijvoorbeeld de e-coli bacterie (ongeveer 4600 genen) is ook daarvan nog 10 à 20% onbekend.

17 apr. 2016 00:35:06 door Raimond Bos Wetenschap en onderzoeken

Van elke duizend geboortes in Nederland betreft het gemiddeld in achttien à negentien gevallen een tweeling. Daarmee ligt het gemiddelde aantal tweelingen in ons land wat hoger dan het gemiddelde in de rest van West-Europa, dat op dertien à veertien per duizend ligt. Vervolgens valt een verdeling te maken in eeneiige en twee-eiige tweelingen. Het overgrote deel van alle tweelingen is twee-eiig, bij drie tot vier van de tien tweelingen is er sprake van een eeneiige tweeling. Wat zijn de verschillen...? En is een eeneiige tweeling genetisch volledig identiek...?

Een twee-eiige tweeling ontstaat wanneer op hetzelfde moment twee eicellen door twee verschillende zaadcellen bevrucht worden. Dat wil zeggen dat er dus twee eitjes zijn vrijgekomen bij de ovulatie (eisprong) terwijl dat er normaal gesproken één is. Het is een verschijnsel dat zich in principe bij elke vrouw kan voordoen, maar erfelijkheid hiervoor blijkt een rol te spelen. Dit verklaart ook waarom het aantal tweelingen in sommige landen veel hoger is dan in andere landen. Ook wanneer een vrouw een vruchtbaarheidsbehandeling heeft ondergaan, kan de kans op een dubbele eisprong toenemen. Een dergelijke behandeling is er immers op gericht om de eisprong te stimuleren. De twee eicellen kunnen elk worden bevrucht door een zaadcel en wanneer dat gebeurt, ontwikkelen zich dus twee kinderen die net zoveel op elkaar lijken (of juist niet) als broers en zussen die niet gelijktijdig zijn geboren. Het is in theorie zelfs mogelijk dat bij een twee-eiige tweeling sprake is van van twee verschillende vaders, al zal dit in de praktijk nauwelijks voorkomen. Omdat er sprake is van twee volledig gescheiden ontwikkelingen, kan de tweeling bestaan uit twee baby's met hetzelfde geslacht of elk van een ander geslacht.

Heel anders is dat bij een eeneiige tweeling. DIt zijn altijd twee jongens of twee meisjes. Een eeneiige tweeling ontstaat wanneer een bevruchte eicel zich kort na de bevruchting in tweeën splitst. Wanneer die splitsing niet helemaal goed verloopt, ontstaat een zogenoemde siamese tweeling, dat is een tweeling waarbij de baby's aan elkaar gegroeid ontwikkelen en waarbij vaak één of meerdere lichaamsdelen worden gedeeld. Zo zijn er gevallen bekend waarbij de baby's met de hoofden aan elkaar gegroeid geboren werden, maar ook andere varianten zijn daarbij mogelijk. In sommige gevallen is het voor artsen mogelijk om een siamese tweeling door middel van een complexe operatie te scheiden. Terug nu naar de 'gewone' eeneiige tweeling. Aangezien de beide baby's voortkomen uit dezelfde bevruchte eicel, zou je denken dat ze ook beiden over hetzelfde genetisch materiaal beschikken. Jarenlang is dit de basisgedachte geweest, maar inmiddels is de DNA-onderzoekstechniek zo ver gevorderd, dat we het tegendeel kunnen aantonen. Dit zou ook meteen een verklaring kunnen zijn voor het feit dat ook eeneiige tweelingen onderling verschillen vertonen, zowel in gedrag als uiterlijk. Vaak is ook de één meer vatbaar voor bepaalde aandoeningen dan de ander.

Uit bestudering van het DNA-materiaal van een eeneiige tweeling is gebleken dat er variaties zijn in de samenstelling en in de volgorde van de genen. Het zijn minuscule verschillen op de chromosomen 4 en 7 die ontdekt zijn en waarover wetenschappers zich hebben verbaasd. Immers, hoe kunnen deze verschillen zijn ontstaan...? Het antwoord op die vraag is nog niet geheel duidelijk, maar vermoed wordt dat er kort na de splitsing van de bevruchte eicel iets afwijkends gebeurt tijdens de verdere celdeling. Er moet nog veel onderzoek worden gedaan om exact te begrijpen wat er gebeurt en welke consequenties dat heeft, maar het verklaart in elk geval een aantal zaken die tot nu toe niet te verklaren waren. Het betekent bovendien dat er bij eeneiige tweelingen door medici in feite moet worden gehandeld alsof het twee verschillende individuen zijn. Voorheen werd heel vaak een soortgelijke behandeling voor beiden toegepast, terwijl er dus wel kleine, maar belangrijke verschillen zijn.

15 apr. 2016 00:33:40 door Raimond Bos Wetenschap en onderzoeken

Met grote regelmaat wordt baanbrekend onderzoeksresultaat aangekondigd, waarmee het bezweren van gevreesde ziektes weer een stap dichterbij is gekomen. Dergelijke opzienbarende ontdekkingen lijken elkaar in steeds hoger tempo op te volgen. Dat is niet zo vreemd, want de wetenschap schrijdt voort. We weten steeds meer en we zijn steeds beter in staat om onze kennis effectief in te zetten. Zou dit er uiteindelijk toe kunnen leiden dat we onszelf onsterfelijk maken...?

Al ruim vijf jaar geleden werd gesteld dat iemand die toen geboren werd, een goede kans heeft om 150 jaar oud te worden. De mogelijkheid om duizend jaar oud te worden, is daarmee volgens wetenschappers ook al tamelijk dichtbij, want gerekend vanaf het moment waarop de eerste 150-jarige een feit is, zou het nog maar enkele decennia duren voordat er iemand rondloopt die duizend gaat worden. Althans, dat zijn theorieën, want echt zeker weten doen we het pas wanneer het ook zo is. De lezers van deze tekst zullen dat vermoedelijk allemaal niet meer meemaken. Het is bovendien zeer de vraag of het ooit zal gebeuren. De meningen over dit thema zijn namelijk nogal verdeeld. De ene wetenschapper houdt het erop dat het onmogelijk is, omdat we na pakweg 120 jaar op deze aardbol te hebben rondgelopen echt wel op zijn. Ons lichaam zou simpelweg niet in staat zijn om het nog langer dan dat vol te houden. Anderen menen dat de mens, juist door de vele technologische ontwikkelingen, uiteindelijk in staat zal zijn om dat verouderingsproces tegen te gaan en daarmee de onsterfelijkheid te bereiken.

Dat zou overigens een tamelijk groot probleem worden, want we zijn nu al met ongeveer zeven miljard mensen op aarde en dat aantal groeit gestaag. In de afgelopen eeuwen zijn we geleidelijk steeds ouder geworden. In 1900 lag de gemiddelde levensverwachting van de mens rond de 45 jaar. In 2000 was die leeftijd al gestegen tot 78 jaar en verwacht wordt dat we in het jaar 2060 gemiddeld 85 jaar oud zullen worden. Terwijl we dus langer blijven leven, komen er intussen wel steeds meer mensen bij. Anders gezegd, het duurt langer voordat we weer gaan, met als gevolg een toename van de totale populatie. Stel je dan eens voor wat er zou gebeuren wanneer er nooit meer iemand zou komen te overlijden...? Er zou niet voldoende ruimte op aarde zijn om al die mensen kwijt te kunnen. Het blijft een fascinerend onderwerp om over te speculeren, maar niemand kan in de toekomst kijken en niemand weet dus ook welke mogelijke rampspoed ons nog te wachten staat. Een natuurramp, maar ook een door de mens zelf aangericht drama, zoals bij het gebruik van nucleaire wapens, kan voor een flinke uitdunning van de populatie zorgen en nieuwe, levensbedreigende ziektes kunnen zich openbaren.

Even terug naar de basis. In feite geldt voor de meeste zoogdieren dat ze verhoudingsgewijs even lang leven. Deel de gemiddelde levensverwachting van een bepaalde diersoort door de periode die het dier nodig heeft gehad om de volwassenheid te bereiken en je komt over het algemeen steeds op dezelfde uitkomst terecht. Voor de mens zou dit betekenen dat we ongeveer 120 jaar oud zouden moeten kunnen worden. Dit ligt vast in onze genen, alleen door middel van stamceltherapie of gentherapie zouden we wellicht het tij kunnen doen keren. In Azië worden mensen soms heel oud, leeftijden die de 120 benaderen zijn daar regelmatig vastgelegd en de oudste mens ooit werd, voor zover bekend, 122 jaar oud. Het staat zelfs in de bijbel beschreven dat de mens ongeveer 120 jaar oud kan worden, al moeten we dan wel op de juiste manier leven. En zelfs wanneer de wetenschap erin zou slagen om die levensduur verder op te rekken, door allerlei kunstgrepen toe te passen die we nu nog niet voor mogelijk houden, dan nog hebben we te maken met situaties waarin het noodlot ons kan treffen. Ongevallen zullen dan waarschijnlijk een belangrijke doodsoorzaak zijn.

14 apr. 2016 00:32:50 door Raimond Bos Wetenschap en onderzoeken

Nederland speelt al jaren een rol op het hoogste niveau waar het gaat om de behandeling van brandwonden. Vanuit de hele wereld vliegen specialisten naar het Brandwondencentrum in Beverwijk om zich op de hoogte te laten stellen van de laatste ontwikkelingen. Toch staat de wetenschap in andere landen bepaald niet stil op dit gebied. Een zeer recente en opmerkelijke ontwikkeling wordt gemeld vanuit Schotland, waar onderzoekers aan de universiteit van Strathclyde (Glasgow) een nieuw medicijn aan het ontwikkelen zijn voor de behandeling van brandwonden. Opmerkelijk, omdat bij het onderzoek een belangrijke rol is weggelegd voor kikkers...!

Het gaat om de zogenoemde tungarakikker, die hoofdzakelijk in Midden-Amerika leeft. Dit is een kikkersoort met een lichaamslengte van ongeveer drie à vier centimeter, behorend tot de groep van zogenoemde fluitkikkers. De mannetjes maken namelijk een fluitend geluid door lucht in en uit de kwaakblazen te persen, met aan het einde klokkende geluiden. Met name dat laatste is bedoeld om een partner te vinden. Het vrouwtje legt bij de paring haar eitjes in een soort drijvend nest van schuim. Dat schuim vormde de basis voor het Schotse onderzoeksteam in hun zoektocht naar een medicijn dat brandwonden kan genezen. Een aantal jaren geleden waren de bijzondere eigenschappen van dit kikkerschuim al opgevallen. Het kikkermannetje vangt tijdens het paringsritueel een vloeistof van het kikkervrouwtje op en klopt dat met zijn poten tot schuim. Daarna duwt hij de eitjes in het schuim en dat resulteert uiteindelijk in een schuimmassa waarin zich wel tweehonderd eitjes kunnen bevinden. Opvallend is dat het schuim dagen achtereen intact blijft en de eitjes beschermd tegen de warmte van de zon en tegen parasieten.

Alle reden dus voor een nader onderzoek van dit wonderlijke schuim, want als we erin zouden slagen om een variant van dergelijk schuim zelf te kunnen produceren, dan biedt dat wellicht unieke mogelijkheden. Inmiddels is duidelijk dat het schuim is opgebouwd uit zeker zes verschillende proteïnes, die bepalend zijn voor de vorm en sterkte van het schuimnest. Van vier van deze proteïnes in inmiddels bekend hoe ze samengesteld zijn. Met die kennis in huis zijn de onderzoekers aan de slag gegaan. Ze hebben een synthetische versie van het schuim geproduceerd en werken nu aan een verbeterde versie daarvan. Het schuim is nu nog niet voldoende stabiel om te kunnen toepassen voor de genezing van brandwonden. De verwachting is dat men nog enkele jaren nodig zal hebben om een stabiel schuim te ontwikkelen. Als dat er eenmaal is, kan het op patiënten met brandwonden getest worden. Een in ons land op dit moment al wel beschikbare techniek voor de behandeling van (lichte) brandwonden is cellspray, een techniek waarbij van een stukje gezonde huid een celsuspensie wordt gemaakt, die vervolgens als spraytechniek op de brandwond wordt aangebracht.

9 apr. 2016 13:29:48 door Raimond Bos Wetenschap en onderzoeken

Hoeveel kinderen zullen er in de loop der jaren naar hun ouders zijn gelopen om zich te beklagen over het gedrag van hun jongere broertje of zusje...? Achteraf kunnen we er meestal wel om lachen, maar als kind waren we vaak helemaal niet zo gelukkig met het feit dat er een broertje of zusje om ons heen liep. Toch heeft het er alle schijn van dat juist de aanwezigheid van dat jongere gezinslid ervoor heeft gezorgd dat we een beetje op gewicht zijn gebleven in onze jeugdjaren.

Onderzoekers aan de universiteit van Michigan (VS) hebben vastgesteld dat kinderen met een jonger broertje of zusje minder kans hebben op overgewicht. Meer specifiek wordt gesteld dat een kind een drie keer grotere kans heeft op obesitas, als er bij het aanbreken van de zesde verjaardag nog geen jonger kind in het gezin is gekomen. Die conclusie volgt op een studie waarbij de ontwikkeling van 700 kinderen werd gevolgd. De gegevens die werden geanalyseerd laten zien dat kinderen met een jonger broertje of zusje gemiddeld slanker waren dan de kinderen die zelf het jongste gezinslid waren. Op de vraag waarom dat zo is geven de cijfers geen antwoord, maar dat antwoord laat zich raden.

Broertjes en/of zusjes spelen vaak met elkaar, waardoor vanzelf meer calorieën worden verbrand. De kinderen krijgen meer beweging dan wanneer ze alleen zijn en vaker grijpen naar de computerspellen of de afstandsbediening van de televisie. Ook valt niet uit te sluiten dat de komst van een nieuw gezinslid voor de ouders aanleiding is geweest om het voedingspatroon in het gezin aan te passen. Dat zou op het oudere kind ook een positief effect kunnen hebben. Door in een vervolgstudie met name dergelijke veranderingen binnen het gezin te gaan bekijken, hopen de Amerikaanse onderzoekers mer inzicht te kunnen krijgen in de wijze waarop obesitas zich bij jonge kinderen ontwikkelt.

Obesitas, ofwel ernstig overgewicht, vormt in Amerika een grote bedreiging voor de volksgezondheid. Maar liefst twee derde van alle volwassenen en een derde van alle kinderen heeft ermee te maken. Amerika mag, afgezien van wat kleine eilandjes, worden gezien als het 'dikste' land ter wereld, waar het de inwoners betreft. Er wonen twee keer zoveel dikke mensen als in Europese landen. Het aantal mensen dat er lijdt aan obesitas is zelfs groter dan het aantal mensen dat lijdt aan een lichtere vorm van overgewicht. Twee op de drie Amerikaanse vrouwen is te zwaar tegenover drie van de vier mannen.

De diagnose obesitas wordt gesteld wanneer er sprake is van een BMI-waarde van boven de 30. Deze waarde wordt berekend op basis van de verhouding tussen het lichaamsgewicht en de lengte van het lichaam. Iemand met een gezond gewicht heeft een BMI-waarde die tussen de 18,5 en 24,9 ligt.

1 apr. 2016 21:22:25 door Raimond Bos Wetenschap en onderzoeken

Voor veel vrouwen is het elke maand weer opnieuw een drama. De periode waarin ze ongesteld zijn, leidt vaak tot een aantal vervelende kwaaltjes. Hoofdpijn, misselijkheid, buikpijn, humeurigheid, menig vrouw zal zich in deze symptomen herkennen. Hoe vrolijk en enthousiast ze ook door het leven gaan, op die paar dagen in de maand zijn ze even niet te genieten en zouden ze het liefste de hele dag in bed willen blijven liggen. Uiteraard geldt dit niet voor alle vrouwen, er zijn ook heel wat vrouwen die het maandelijkse ongemak fluitend doorstaan. Maar hoe zit dat nu precies met mannen...? Zij worden niet ongesteld, maar hebben ze misschien wel last van een soortgelijke stemmingswisseling, onder invloed van hun hormoonhuishouding...?

De hormonale schommelingen in het lichaam zijn er bij een vrouw debet aan dat ze zich op die specifieke dagen van de maand niet zo plezierig voelen. In de vierde week van de maandelijkse cyclus daalt de hoeveelheid oestrogeen in het lichaam tot een dieptepunt. Ook de niveaus van progesteron gaan omlaag. Die combinatie zorgt ervoor dat de vrouw zich neerslachtig kan voelen. De hierboven genoemde lichamelijke kwaaltjes treden daarbij dikwijls op. In de daarop volgende week, de eerste week van de nieuwe cyclus, is de vrouw ongesteld en voelt ze zich nog steeds minder goed. Dat verandert al snel wanneer het oestrogeengehalte weer gaat stijgen. De vrouw krijgt daardoor als het ware een 'boost' en is weer helemaal de oude. Uiteraard is de leefstijl wel van groot belang bij dit alles, want hoe iemand zich voelt hangt natuurlijk sterk samen met de manier waarop iemand zelf in het leven staat. Een goede voeding, voldoende beweging en het negeren van zaken als tabak en alcohol hebben uiteraard een positieve invloed op de algehele gesteldheid van het lichaam en dragen ook bij aan het verminderen van de maandelijkse menstruatieklachten.

Britse onderzoekers zijn tot de conclusie gekomen dat ook mannen een soort maandelijkse periode hebben. Een kwart van alle mannen zouden soortgelijke verschijnselen vertonen als vrouwen tijdens hun maandelijkse periode. Aan mannen die aangaven een steeds terugkerend negatief moment in de maand te herkennen, werd gevraagd welke verschijnselen zich in die dagen voordeden. De term 'prikkelbaar' scoorde daarbij het hoogst. Van de respondenten gaf 56 procent aan sneller geïrriteerd te raken dan op andere dagen van de maand. Ook voelt meer dan de helft van deze mannen zich dan vermoeider ten opzichte van een reguliere dag. Veel mannen (43 procent) blijkt constant honger te hebben gedurende die specifieke dagen van de maand en vooral de behoefte aan chocola en ijs (47 procent) stijgt dan flink. Tenslotte gaf ook 43 procent van de mannen aan gemakkelijk overstuur te raken. Andere zaken die door de mannen werden genoemd waren het last hebben van een opgeblazen gevoel en zorgen om het eigen lichaamsgewicht. Bij vrouwen is dit alles rechtstreeks toe te schrijven aan de menstruatiecyclus, bij mannen is echter dus ook sprake van een bepaalde cyclus.

25 mrt. 2016 23:24:35 door Raimond Bos Wetenschap en onderzoeken

Wanneer we in Nederland de sigaretten niet meer bij de kassa's van supermarkten zouden etaleren, maar ze uit het zicht zouden leggen, zou het aantal rokers in ons land dalen. Tot die conclusie komt de Nederlandse wetenschapper Anton Kunst, na te zijn betrokken bij een Brits onderzoek over het aantal rokers in relatie tot de zichtbaarheid van sigaretten in de winkel. Vier jaar geleden werd in Engeland een verbod op reclame voor tabaksproducten in grotere winkels ingevoerd.

Nadat we in ons land onze boodschappenkar hebben gevuld, rest ons in de supermarkt nog één hindernis, het passeren van het sigarettenschap bij de kassa. Verstokte rokers kunnen de verleiding vaak niet weerstaan en nemen een pakje mee. Het zien van de tabakswaren doet het verlangen kennelijk extra aanwakkeren. Bovendien is de tabakslucht bij het schap zo nadrukkelijk te ruiken, dat niet-rokers er vaak met walging langslopen. Sinds in Engeland tabakswaren uit het zicht zijn gelegd, blijkt het aantal rokers te zijn afgenomen. Het onderzoek, dat werd uitgevoerd om deze conclusie te kunnen trekken, is al in 2009 gestart. In de drie jaren voordat de maatregel van kracht werd, bleef het aantal rokers nagenoeg stabiel. Vanaf het verbod op reclame voor rookwaren in supermarkten daalde het aantal rokers met ongeveer anderhalf procent. Ondanks internationale verdragen waarin afspraken zijn gemaakt over het maken van reclame voor tabak, staan in ons land de sigaretten nog volop in het zicht, tot grote frustratie van diverse gezondheidsorganisaties.

Dat het weghalen van sigaretten uit de schappen bij de kassa's meehelpt om het aantal rokers te laten dalen, wekt geen verbazing. Dergelijke effecten werden ook gezien bij het consumeren van ongezond voedsel. Wanneer iemand bijvoorbeeld chips of snoep thuis op een zichtbare plaats bewaart, is de neiging om ervan te gaan eten veel groter, dan wanneer dergelijke voedingsmiddelen in een afgesloten kast worden gezet. Naar mate je vaker met een bepaald product geconfronteerd wordt, stijgt kennelijk het verlangen om ervan te gaan eten. Dat is niet zo vreemd, want alleen al door het kijken naar etenswaren begint ons lichaam voorbereidende maatregelen te treffen voor het proces van spijsvertering. Niet voor niets loopt ons het water in de mond bij het zien van bepaalde lekkernijen. Er wordt alvast speeksel aangemaakt om ervoor te zorgen dat het eten goed in onze mond verwerkt kan worden. Bij tabakswaren ligt de zaak iets anders, hier speelt de verslavingsfactor een belangrijke rol. Die verslaving wordt kennelijk ook extra aangewakkerd wanneer we bepaalde genotsmiddelen zien.Uit nieuw onderzoek blijkt dat het niet zichtbaar uitstallen van pakjes sigaretten in supermarkten leidt tot een daling van het roken.

18 mrt. 2016 11:29:05 door Raimond Bos Wetenschap en onderzoeken

Al een eeuw lang verzetten we twee keer per jaar de klok, zodat ons eigen dag- en nachtritme meer in overeenstemming is met het verloop van licht en donker. Anders gezegd, we willen in de zomer langer van de dag genieten, dus zetten we de klok een uur vooruit om dat te bereiken. Maar ook al heel lang wordt door critici beweerd dat die verplaatsing van onze tijdsbakens een negatieve invloed zou hebben op onze gezondheid. Die stelling wordt nu ook onderbouwd met onderzoeksgegevens, waaruit zou blijken dat de kans op een beroerte groter is in de periode net na het verzetten van de klok.

Die conclusie wordt getrokken door wetenschappers van de universiteit in de Finse plaats Turku. Zij vergeleken de gegevens van meer dan drieduizend ziekenhuispatiënten in een periode van tien jaar met elkaar. Deze patiënten hadden met elkaar gemeen dat ze in het ziekenhuis werden opgenomen in de week na het ingaan van de zomer- of wintertijd. Vervolgens werden ook de gegevens van bijna twaalfduizend mensen met elkaar vergeleken die twee weken voor of na het wisselen van de kloktijden werden opgenomen. Uit deze analyse kwam naar voren dat de kans op het krijgen van een beroerte hoger is in de eerste week na het verzetten van de klok. Met name in de eerste twee dagen nadat de tijd werd aangepast, zou meer sprake zijn geweest van dergelijke complicaties. De onderzoekers wijzen op het zogenoemde circadiaan ritme, een biologisch ritme van de mens dat een cyclus heeft van ongeveer een dag en dat verstoord wordt door het aanpassen van de kloktijden. Uit eerder onderzoek was al bekend dat een verstoring van dit ritme, veroorzaakt door slaapproblemen, kan leiden tot een grotere kans op een beroerte. Nieuw is dat er nu ook een koppeling wordt gemaakt naar het verzetten van de klok.

In eerdere kritiek op de zomer- en wintertijd werd vooral gewezen op de aanpassingsproblemen die mens en dier hebben. Bij dieren betreft het dan met name die dieren die afhankelijk zijn van mensen, zoals dieren die gevoerd moeten worden of koeien die gemolken moeten worden. Kinderen en ouderen zouden last hebben van de overgang naar een andere kloktijd omdat ze een week na het verzetten van de klok oververmoeid zouden kunnen raken. Uit Nederlands onderzoek bleek in 2007 al dat het effect van de zomer- en wintertijd op de biologische klok van de mens langdurig en groot is. Er gaan dan ook regelmatig stemmen op om in ons land de zomertijd als standaardtijd in te stellen. Het voordeel hiervan zou zijn dat we bijvoorbeeld in de winterperiode al thuiskomen uit het werk voordat de duister invalt. Zo zien we nog iets van het daglicht, hetgeen een positief effect zou hebben op onze psyche, maar ook op de aanmaak van vitamine D in onze huid. Dit zou de bekende winterdip een flink stuk kunnen reduceren. Een nadeel bij dit alles is dan wel dat het ’s morgens een stuk langer donker blijft, al menen deskundigen dat dit effect van minder belang is dan het voornoemde positieve effect aan het einde van de middag.

 

11 mrt. 2016 08:42:35 door Raimond Bos Wetenschap en onderzoeken

Het aloude verhaal van de bijtjes en de bloemetjes zou wel eens een heel bijzondere wending kunnen krijgen. Tot nu toe waren voor de voortplanting van de mens altijd een vrouwelijke eicel en een mannelijke zaadcel nodig. Met het mannelijk zaad wordt het eitje van de vrouw bevrucht en zo planten we onszelf voort. Vanuit de behoefte die stellen, waarvan de man onvruchtbaar is, hebben om zichzelf voort te planten, zijn Chinese wetenschappers op onderzoek uitgegaan. Ze wilden vaststellen of het mogelijk is om op een andere manier een bevruchting te laten plaatsvinden, dus zonder over een zaadcel te beschikken. En daarin lijken ze te zijn geslaagd!

Voordat we nu direct te enthousiast worden over deze nieuwe optie, eerst maar even wat misverstanden voorkomen. Het onderzoek had geen betrekking op mensen, maar op muizen. Het lijkt echter een kwestie van tijd te zijn voordat dezelfde methode ook op mensen kan worden toegepast. Voor de mensen die denken dat er helemaal geen man meer aan te pas komt; ook zij hebben het mis. In plaats van originele zaadcellen werd gebruik gemaakt van mannelijke stamcellen, die werden opgekweekt tot kunstmatige spermacellen. Deze geweekte cellen weken af van de spermacellen zoals die van nature worden geproduceerd, want de karakteristieke zweepstaart ontbrak. Verder hadden de cellen kennelijk alle benodigde eigenschappen van een echte spermacel, want nadat ze werden geïnjecteerd in een eicel leidde dat tot de ontwikkeling van normale, gezonde babymuisjes. Aanvullend onderzoek moet nu uitwijzen hoe deze methode ook op menselijke cellen kan worden toegepast. Wanneer men daarin slaagt, zou dat goed nieuws zijn voor enkele honderden mannen in Nederland die zelf geen zaadcellen blijken te produceren, maar wel de wens hebben om vader te worden. Zij zouden dan in de toekomst kunnen profiteren van deze methode, waarbij zaadcellen worden opgekweekt uit een stukje huidweefsel. De zo verkregen kunstmatige zaadcellen worden dan op dezelfde wijze bij de vrouw geplaatst als nu tijdens een IVF-behandeling (In Vitro Fertilisatie) gebeurt. Het zal echter naar verwachting nog een jaar of vijf duren voordat men zover is dat deze optie daadwerkelijk kan worden aangeboden. Over het onderzoek van de Chinese wetenschappers is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Cell Stem Cell.

5 mrt. 2016 20:41:16 door Raimond Bos Wetenschap en onderzoeken
Van laag naar hoog sorteren

Artikelen 21 tot 30 van 58 in totaal

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5